Ruimtelijke context
De Willibrorduskerk vormt de afsluiting van het met bomen omzoomde marktplein van Obbicht. Dit plein vormt de kern van de na de Tweede Wereldoorlog opgezette nieuwe uitleg van Obbicht. Rond het plein verrezen het nieuwe gemeentehuis, scholen, Groene Kruisgebouw en uiteindelijk de kerk. Het gemeentehuis is thans in particuliere handen.De school is nog in gebruik. De omliggende bebouwing van de kerk bestaat uit particuliere woningen, hoofdzakelijk van meer recente datum.
Type
Niet-georiënteerde rechthoekige in natuur- en bakstenen zaalkerk onder platdak. De banken zijn centraal opgesteld.
Het sacristiecomplex staat tegen de oostgevel. Op het kerkpleintje aan de Willibrorduslaan staat de 30 meter hoge klokkentoren.
Voorgangsters
De oudste geschiedenis van de parochie verhaalt over een schenking aan Willibrord in 703 of 704. Zeker is, dat het dorphet rond 980 vermelde “Biettine” is. In 1643 werd de kerk van Biettine door de Maas weggespoeld. Daarop verplaatste de gemeenschap zich naar het voormalige gehucht Overbroek, dat op een later tijdstip de naam Obbicht kreeg. Daar bouwden de parochianen omstreeks een nieuwe kerk, die in 1688 in gebruik genomen werd. Dit Godshuis brandde in 1825 af, evenals vrijwel het gehele dorp. Op de fundamenten van de oude kerk bouwde architect Nicolaas Dukers aan de Ecrevissestraat een waterstaatskerkje met spitsbogen en een vlak polygonaal koor onder een zadeldak. De toren met naaldspits had de ingang van de kerk aan de zuidzijde. Aan het einde van de 19de eeuw werd de kerk te klein en werden plannen gemaakt tot verbouwing en uitbreiding. Deze, niet uitgevoerde plannen werden gemaakt door architect J. Hollman. In 1903 werd de oude kerk geheel gesloopt en in het jaar daarop werd een driebeukige neogotische kerk met een ronde absis in gebruik genomen. Volgens opgave van de pastoor volgens de ideeën van Hollman, maar zonder diens betrokkenheid. De oude toren uit 1825 was blijven staan, maar werd wel met zes meter verhoogd. De toren stond het schip, aan het einde van de zuidbeuk. Deze kerk bleef in gebruik tot 1968. In 1967 werd de oude pastorie reeds verkocht aan de gemeente als nieuwe burgemeesterswoning. Voor de oude kerk werd onderzocht of deze geschikt te maken was als sporthal of instructiebad, maar deze plannen zijn niet uitgevoerd. In 1970 werd de kerk verkocht aan de gemeente en, nadat de absis was afgebroken, in gebruik genomen als opslagloods. In 1984 werd het schip gesloopt en in 1985 werd de toren als Willibrorduskapel in gebruik genomen.In 1954 viel het bisschop Lemmens op, dat de kerk aan de krappe kant was. Hierop ondernam het kerkbestuur initiatieven en werd nieuwbouw voorgesteld op een terrein vlakbij het nieuwe gemeentehuis. Na ampele overweging werd besloten in te stemmen met nieuwbouw. Deze zou in het nieuwe centrum van Obbicht gerealiseerd moeten worden. Daar stonden reeds het gemeentehuis en de meisjesschool. De jongensschool en het Groen Kruisgebouw zouden er spoedig verrijzen. Wel kreeg het kerkbestuur het advies de oude kerk te slopen in geval van nieuwbouw, maar daarin werd niet ogenblikkelijk gevolg aan gegeven. Direct werd begonnen met het verkrijgen van de benodigde fondsen door pastoor J.L. Rijcken. Hij werd echter geen bouwpastoor, omdat hij in 1958 een nieuwe pastoorsfunctie kreeg in Posterholt. Zijn opvolger, P.D. Soons, spendeerde meer van zijn krachten aan de verfraaiing van het oude kerkgebouw en het opknappen van het gemeenschapshuis. Tevens liet hij nieuwe banken in de kerk plaatsen, die later in de nieuwe kerk zijn geplaatst. Zijn dood in 1962 betekende dat de plannen even in de ijskast werden gezet. Pas met de komst van pastoor H.J. Gulikers in 1962 werden de plannen opnieuw ter hand genomen. In eerste instantie kreeg architect Th.L. Oberndorff de opdracht, nogmaals een begroting van de oude kerk te onderzoeken. In zijn ontwerp van een kruisbasiliek werd het priesterkoor naar voren gehaald, zodat ook in de transeptarmen het altaar goed zichtbaar was. Aan de oostzijde werd een nieuw portaal gemaakt, zodat het schip ook vergroot kon worden. Hoewel het plan maximaal de uitbreidingsmogelijkheden uitbuitte, vond het plan geen genade in de ogen van de BBC en in 1966 werd aangeraden een nieuw gebouw te plaatsen op het eerder als geschikt bevonden terrein. Opnieuw werd Oberndorff als architect aangezocht. Hij kreeg de opdracht mee, een kerk te ontwerpen voor 500 zitplaatsen. De plannen verschenen nog diverse malen ter tafel. In mei 1965 gaf de BBC haar fiat. De kerk werd aanbesteed op 7 juli 1966 en werd gegund aan aannemersbedrijf P.J. Dukers en Zn N.V. uit Limbricht/Geleen. In het oorspronkelijke plan werd de kerk te duur. Het gebouw werd met 4,5 meter verkleind en met 1 meter verlaagd, hetgeen de gewenste besparing opleverde. Op 27 augustus 1966 werd de eerste spade in de grond gestoken. Hulpbisschop mgr. E. Beel legde op 28 mei 1967 de eerste steen. Tevens werd een oorkonde ingemetseld. De consecratie volgde op 6 april 1968, eveneens door mgr. Beel. De consecratie was tevens de ingebruikname van de kerk.
Veranderingen
Op zeker moment is de biechtkapel door de plaatsing van de vont aldaar in doopkapel veranderd. Eind twintigste eeuw werd de pastorie afgebroken, waardoor de U-vorm van het complex veranderde in een L-vorm en het halfgesloten karakter van het kerkpleintje werd aangetast. Aan de voorzijde van de kerk werd een hellingbaan aangelegd.
Exterieur
De hoofdingang van de rechthoekige zaalkerk ligt aan het marktplein en is via een trappartij en hellingbaan bereikbaar. De voorgevel is geheel gesloten met uitzondering van de dubbele afzeliahouten toegangsdeur. Alle gevels van de kerk zijn opgetrokken in Belgische Grèsbreuksteen die in cyclopenverband verwerkt is. De zijgevel aan de westzijde heeft bij de doopkapel vier vierkante ramen en drie grote rechthoekige vensters. Alle vensters zijn omlijst met beton en staan in stalen kozijnen. De oostgevel is voorzien van vier rechthoekige ramen en drie vierkante. De zuidgevel, waarachter het koor schuilgaat, is evenals de voorgevel gesloten. De kerk heeft een plat dak. De campanile staat op het halfopen pleintje, dat gevormd wordt door de pastorie en kerk. De klokkentoren is opgetrokken uit rode baksteen. Een reeks vierkante raampjes doorbreekt de gevels. De klokkenverdieping is voorzien van acht vierkante galmgaten aan elke zijde. De toren heeft een plat dak dat bekroond wordt door een ijzeren kruis.
Interieur
Achter de deuren van de hoofdingang ligt een tochtportaal, waar twee enkele en een dubbele deur met glas toegang verschaffen tot de kerkzaal. Links en rechts van het portaal liggen respectievelijk de doopkapel (oorspronkelijk biechtkapel) en de Mariakapel. Beide kapellen hebben vlakke plafond van houtwolcementplaten. Boven het portaal en de kapellen strekt zich over vrijwel de gehele breedte van de kerk de zangtribune uit. Deze tribune wijkt iets de kerk in en is voorzien van een ijzeren balustrade. De binnenmuren zijn uitgevoerd in bezande gele baksteen, die in staand verband is verwerkt en platvol gevoegd. Het vlakke plafond, aan stalen spanten hangende plafond, is uitgevoerd in red cedar. De kerkvloer loopt af richting het liturgisch centrum en is belegd met granieten tegels. De voorzijde van de kerk wordt over de hele breedte in genomen door een supedaneum van een trede. Links en rechts staan banken. Het liturgisch centrum is wederom twee treden hoger. Op dit supedaneum staat een uit Frankrijk afkomstig neogotisch houten altaar. Tegen de achterwand, die geleed wordt door twaalf lisenen, staat op een hardstenen sokkel het tabernakel.
Orgel
Sedert 1932 beschikt deze kerk over een rond 1905 door Pereboom in een oude kas gebouwd positief ; in 1968 werd het naar de huidige kerk overgebracht.
Link naar Kerkgebouwen in Limburg